Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hij doet dampen opklimmen [10]van het einde der aarde; [11]Hij maakt de bliksemen [12]met den regen; Hij brengt den wind [13]uit Zijn schatkameren voort. 10. Dat is, van de zee, die aan het einde der aarde is. 11. Dat is, Hij maakt dat het tegenlijk bliksemt en regent, onaangezien dat water en vuur van tegenovergestelde natuur zijn. 12. Of, bij, of tot den regen. 13. In welke Hij de winden, als zijne schatten, besloten houdt; gelijk Job 38:22.